In het najaar van 2018 kocht ik een rijtjeshuis dat gebouwd is rond 1960. In de koopovereenkomst staat een kettingbeding over het “kleurenschema”:
… de erfdienstbaarheid van instandhouding vaste kleuren inhoudende het verbod om
de gevels welke gekeerd zijn naar de zijde van de openbare straat over te schilderen
in een ander kleurenschema dan dat in hetwelk de op de percelen in aanbouw zijnde
of nog te bouwen woningen worden opgeleverd, tenzij de meerderheid van eigenaren
van een blok gezamenlijk een ander kleurschema vaststelt.
Dit verbod geldt per huizenblok - in mijn geval een blokje van vier huizen.
Stel dat de meerderheid van eigenaren niet meer wil vasthouden aan het kleurenschema, hoe organiseer je dat? Leg je dat zwart op wit vast? Hoe?
En: ik stel me voor dat een identiek kleurenschema als waardevol werd beschouwd en dat dat daarmee een ‘algemeen belang’ werd. Is dat anno 2021 nog altijd het geval? Is het collectief recht van een individuele keuze ook een algemeen belang? Zou de erfdienstbaarheid daarmee ‘automatisch’ vervallen?
Tenslotte: mocht de meerderheid tóch willen vasthouden aan de erfdienstbaarheid: hoe dan om te gaan met dat ene huis waarin een vorige eigenaar een blank-eiken voordeur heeft geplaatst?
(De achtergrond van mijn vraag is overigens dat ik het houtwerk van mijn huis liever donkergroen dan donkerblauw zie. Mijn zeer attente schilder wees me erop dat ik misschien gehouden ben aan het huidige schema.)